De maffia moet berouw tonen. Met die oproep kapittelde de hoogste baas van de grootste officiële organisaties van de wereld zijn grootste officieuze evenknie. ‘Pausje, pausje’, leg je de lat niet te hoog, dacht ik bezorgd. ‘Voor je het weet biedt dat penozepact je bescherming aan. Zo’n aanbod dat niemand kan weigeren. Willen ze als tegenprestatie tolpoortjes plaatsen op het Sint Pietersplein, of zoiets’.
Toch begrijp ik de paus wel. Katholieken, tenslotte, die maffiosi. Dat hij, als hun opperherder, zijn verdoolde schapen zielzorg wil bieden, siert hem. Tegelijk heeft het iets onzaligs. Immers, vergeleken bij die wolven in schaapskleren, heeft die vriendelijke Franciscus eerder iets van een schaap in schaapskleren. Zal ook wel verklaren waarom hij zo ostentatief naliet het waarschuwende vingertje te heffen, ten teken dat er wat zou zwaaien als ze in dat zondig bestaan volharden. Of besefte de topprelaat dat hij geen machtsmiddelen heeft. De Zwitserse Garde niet, in ieder geval. Dat operettegezelschap heeft de handen vol met te maskeren dat ze niet kunnen zingen. Een eeuwenlang arglistig verborgen gehouden geheim dat Dan Brown ongetwijfeld in zijn volgende bestseller zal ontsluieren.
Hoe dan ook, het maakt de vermaning van de plaatsbekleder een tikje ongericht. Want, strikt genomen bestaat de maffia niet eens. Het is een verzamelnaam voor een scala aan activiteiten die het daglicht niet kunnen velen. Vrije jongens zijn het, zelfsturende teams zonder hoofdkantoor of correspondentieadres, websiteloze ondernemers zonder personeel en clandestiene opdrachten. Dus tegen wie heb je het dan, als paus zijnde? De atheïsten onder de lezertjes zullen fijntjes opmerken dat geloven in iets wat niet bestaat, voor religieuze leiders dagelijks werk is. Aan het besmuikte van die observatie kleeft evenwel de suggestie dat organisaties met concretere winstoogmerken, dan het zielenhiel der mensheid, wel zouden hebben geweten hoe dat varkentje communicatief te wassen.
Toegegeven, had de bisschop van Rome zijn woorden gericht tot de Siciliaanse Cosa Nostra, Calabrische Ndrangheta of de Napolitaanse Camorra. En ze bij name uitgenodigd voor een stevig gesprek en dito biecht, in Vaticaanstad. Dan had hij laten zien een man van de wereld te zijn, en niet louter van de hemel. Maar wees eerlijk, wie kent niet de CEO die zijn medewerkers min of meer adresseerde met: “ We hebben er een grote klerezooi van gemaakt, hoogste tijd om de schouders eronder te zetten!” Maar waarvan? Waaronder?
Geen wonder dat iedereen elkaar aankeek en dacht: ‘Bravo, maar hij heeft het niet tegen mij. Toch?’.
Casper Jansen
Share your thoughts