Had Willem – Alexander, in zijn kwaliteit van watermanager, op dezelfde manier te werk gegaan als zijn onderdanen met het Koningslied, dan hadden we nu tot onze knieën in het water gestaan. Van Marco Borsato begrijp ik het nog wel. Die hoefde alleen maar hetzelfde wijsje te zingen dat zijn hofcomponist hem al jaren laat jengelen. Het lag ook al klaar, dat deuntje. Bedoeld als afscheidslied voor Beatrix. Waarom Carel Kraayenhof zijn goddelijke bandoneon leende voor dat tranentrekkende introotje, valt moeilijker te begrijpen. Waarschijnlijk niet geweten wat erna kwam. Paul de Leeuw, gewend om het publiek door zijn hoepeltjes te laten springen, zal met enig dedain geluisterd hebben naar de kritiek van de grachtengordelmeute. De massa vreet het wel!

 

En hij kreeg nog gelijk ook, van het Nationaal Comité Inhuldiging. Want dat besliste dat een kwaliteitsoordeel niet een kwestie van smaak is maar van meerderheid. Ook de Minister van Cultuur mengde zich in de woordenstrijd. Zij vond dat kunst moet kunnen shockeren. Maar alles wat shockerend werkt, is nog geen kunst moet de prins hebben gedacht toen hij, met de vooruitziende blik, een regerend monarch waardig, bepaalde hij dat het Koningslied niet op de gewijde plaats van de inhuldiging in première mocht gaan. Dat stelletje eedweigeraars was al democratisch genoeg. Daar zouden dan de opeengeklemde kaken van die bezwaarden met hun aversie jegens dat koekhappersproza nog zijn bijgekomen. Daar zou hij dan staan, voor paal. Wat zouden zijn vrienden daar niet van denken, dat het hier een soort halve republiek was of zo.

 

Nee, dan het Wilhelmus! Maar dat is ook niet meer wat het geweest is. Zo bewijst telkenmale het schamele geprevel van ons nationaal elftal wanneer het volkslied wordt gespeeld. Het gaat wellicht te ver om daar de oorzaak te zoeken van het uitblijven van kampioenschappen, maar de verstokte orangist weet natuurlijk wel beter.

 

Dus werd in de beste traditie van de vrijmarkt bedisseld dat elke Nederlander uit zijn tekstbestand iets mocht schooien dat kon dienen als royaltyvrije bijdrage aan het koningslied. In logistieke termen kwam die oproep erop neer dat er ergens een oranje lorrie werd gehuurd en dat de berijder het consigne kreeg om de pakketjes die in alle soorten en maten zouden arriveren, gewoon ergens naartoe te brengen. ‘We zien wel waar ze terecht komen!’. De inventiviteit van logistiek Nederland kennende zouden de pakketjes waarschijnlijk nog wel op het juiste adres en op tijd terecht zijn gekomen ook; zelfs na zo’n obscure opdracht . Maar of het met het Koningslied ook goed gaat komen?

 

Casper Jansen