Artaserse

Wat kan ik moe worden van die prima donna’s onder de managementgoeroes die een bedrijf zo graag vergelijken met een opera. Met in de hoofdrol louter virtuoze stemmen aan de top die als voorzangers de show stelen. Vooral barokopera’s zijn hun geliefd repertoire. Zoals ‘Artaserse’ van de componist Leonardo Vinciho – pas op: zonder ‘da’ ertussen. Hij wist hoe z’n publiek te vermaken: virtuoze aria’s en spectaculaire decors. In ‘Artaserse’ zingen maar liefst vijf countertenoren en een gewone tenor. De bezetting van een boardroom. Samen vertolken ze zes rollen, waaronder vrouwenrollen. Ze staan dus hun mannetje. Keek niemand raar van op, toentertijd. Vrouwen op toneel, mochten niet van de paus. Basta!

 

Wat in die dagen bij toneelacteurs niet gebruikelijk was en bij operazangers wel, was dat de sterzangers castraten waren. Het verhaal dat zij als jongetje in hun blote niksje over het boerenerf banjerde en door een brutale haan in hun edele deeltje waren gepikt. geloofde niemand. De stemmen van jongens die nooit de baard in de keel hadden gekregen, konden in volwassen staat een schier bovenaardse klank bereiken. Daar was goed geld mee te verdienen. Menig castraat bereikte een sterrenstatus, vergelijkbaar met een hedendaagse popzanger. Daar moest je wat voor over hebben.

 

De idee dat samen muziek maken, een goed voorbeeld is van samenwerking, zal niemand ontkennen. Maar professionals die samen muziek maken, zijn individuen die talent hebben voor samenwerking. Zo niet, dan zijn ze ongeschikt voor een baan in een orkest. Een opera loopt in de soep als het ‘notenvoorschrift’ niet wordt gevolgd. Geldt zelfs voor de dirigent. Het orkest, als team, is een afspraak, gebaseerd op een streng gereglementeerde vorm van samenwerking. In het bedrijfsleven is dat ongewenst. Daar staat juist de eigen functioneringsruimte voorop. Vanuit die persoonlijke omgeving worden de eigen werkzaamheden op collega’s of andere betrokkenen afgestemd. Meer een kwestie van vrije stijl en improvisatie. Waarbij de manager luistert of alle deelnemers voldoende aan bod komen en corrigeert wanneer de sessie door eigengereidheid uit de rails loopt. In workshops waarbij teams tussen een orkest zitten om te voelen hoe dat werkt, samenwerking, worden appels met peren vergeleken.

 

In de barokke praktijk was het zo dat het publiek in de zaal en de loges gewoon met elkaar stonden te babbelen totdat er weer een aria klonk. Dan werd het stil en riepen ze na afloop ‘boe’ of ‘bravissimo’. Dat is het enige wat een bedrijfstop van de barokopera kan leren. Het hoogste lied zingen, en dat mag best met de baard in de keel. Mits met zoveel persoonlijkheid, overtuigingskracht en expressief vocaal acteertalent, dat hun medewerkers na afloop ‘uno sono’ uitroepen: Bravo! Bravissimo!

 

Casper Jansen